Staat van de Kringlooplandbouw
Jouw workshop:
Op 30 september organiseert LNV De Staat van de #Kringlooplandbouw, hopelijk de start van een traditie, sowieso de start van een mooie middag. De dag is gericht op leiders in Kringlooplandbouw. Voel jij je aangesproken of ken jij die unieke game changer in jouw organisatie? Meer weten? Check het programma, de workshops en inschrijving!
Bron: Micha Lubbers, Ministerie van LNV
Zowel Drees Peter van den Bosch als Mark Frederiks gaan namens de Taskforce Korte Keten een deel van het programma verzorgen. Wij roepen op tot samenwerking vanuit de ketens van vertrouwen die de korte ketens vertegenwoordigen.
Directies LNV en EZK bezoeken Taskforce Korte Keten en Dutch Hub Smartchain voor inspiratie landbouwvisie
In het Realisatieplan Visie LNV ‘Op weg met nieuw perspectief’ beschrijft minister Carola Schouten hoe de beweging naar kringlooplandbouw in gang is gezet en onomkeerbaar is. De minister heeft in de visie de Taskforce Korte Keten aangewezen als richtinggevende organisatie voor de rol die korte voedselketens spelen in deze transitie naar kringlooplandbouw (zie Realisatieplan, pagina 64).
Naar aanleiding hiervan bezochten de directies van LNV en EZK op donderdag 12 september de Taskforce Korte Keten en de Dutch Hub Smartchain op Fort bij ‘t Hemeltje in Houten voor een inspiratiesessie ten behoeve van de uitvoering van de visie.
De delegatie bestond uit Jan-Kees Goet (Secretaris-Generaal ministerie LNV), Jan Meijer (Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit), Esther Pijs (Gastransitie Groningen), Jos de Groot (Digitale Economie), Nanou Beekman (Visserij en Landelijk Gebied), Guido Landheer (Europees, Internationaal en Agro-economisch beleid), Francien Kiewiet de Jonge (Staatstoezicht op de mijnen), Peter Spijkerman (Dienst Nationaal Coördinator Groningen) en Barto Piersma (Nationale Programma’s RVO). Verder waren aanwezig: Jan de Wilt, Frans Lips, Hugo Lieffijn en Sjaak Mesu van LNV, Hannah Plandsoen en Paul Levelink van EZK, Erik van Tooren (Provincie Utrecht), René Kwant (UU) en Wilbert Hilkens (FoodInsights).
Z.K.H. Prins Carlos de Bourbon de Parme heette als gastheer de delegatie welkom en opende de sessie met een beschrijving van alle activiteiten op het fort: Smartchain, Taskforce Korte Keten, Utrecht Food Freedom, Local2Local, Compazz, FruitVolt, Ex’Tax en PulseApp. Daarbij benadrukte hij de verbondenheid en samenwerking die nodig is voor een transitie in het voedselsysteem.
Mark Frederiks, lid van de Taskforce en Dutch Hub-manager voor Smartchain, haakte hierop aan met de presentatie van het GAIN transitiemodel. Voor elk niveau in dit model (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal) werden praktijkvoorbeelden gegeven in de vorm van pitches, van probleem tot oplossing. Deze voorbeelden zijn integraal verbonden met het belang van de relatie stad en platteland, de inzet van het cultureel erfgoed (Waterlinie), de regionale allianties, de circulaire uitdagingen en de programmalijnen Logistiek, Data en Multichannel van de Taskforce.
“De GAIN-aanpak van de Taskforce in Nederland en Smartchain in Europa is in feite een duurzaam eco-systeem van samenwerking”, aldus Frederiks.
“Tien jaar geleden bestond ‘de’ korte keten uit enkele initiatieven, nu is het een beweging van formaat. Een beweging die het voortouw neemt in de aanpak van grote uitdagingen, hoe wij ons als samenleving kunnen organiseren, op basis van gedeelde waarden. Deze beweging heeft momentum. Lokaal, regionaal, nationaal en internationaal. Ook in Europa vormen korte ketens de toegang tot het hart van desamenleving, het is een canvas voor verbinding en samenwerking. In essentie zijn het ketens van vertrouwen die de beweging kracht en richting geven.”
De delegatie stelde scherpe vragen over het model, de knelpunten en kansen in de ketens, en wat noodzakelijk is om dit momentum te behouden en versterken, hoe de samenwerking tussen de ministeries en de Taskforce effectief kan zijn.
De dag werd afgesloten met een uitwisseling van lokale producten. De Taskforce ontving van Jan Meijer het heerlijke dessert ‘Haagse Kakker’, en de gasten kregen ieder een fles ‘Get Wasted’ cadeau, de bijzondere perenwodka gemaakt van biologische reststromen door studenten van de UU en de Utrechtse fruitteler William Pouw.
Utrecht Food Freedom: Publicatie van het Manifest voor een duurzame voedselcultuur
De initiatiefnemers van Utrecht Food Freedom (UFF) willen bijdragen aan een duurzame voedselcultuur in de regio Utrecht en daarbij gebruik maken van het bijzondere verhaal over de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daartoe publiceerden zij het Manifest op de website www.utrechtfoodfreedom.nl.
Het doel van UFF is om de burger weer in contact te brengen met de boer, en (beter) kennis te laten maken met de geschiedenis van het landschap en de leefomgeving. Wij willen dit realiseren door projecten te steunen en te etaleren, partners en financiers daarbij aan te laten haken.
Lees daarom het Manifest en roep iedereen op om dit ook te onderschrijven!
TKK-programma Logistiek van start
Op donderdag 12 september is het jaarprogramma Logistiek van de Taskforce Korte Keten van gestart gegaan met de eerste sessie, op Fort bij ‘t Hemeltje, hoofdkwartier van de Taskforce.
Het programma Logistiek heeft in totaal vijf sessies om te komen tot inzichten en oplossingen. Daarnaast starten binnenkort ook de programma’s Data en Multichannel. De programmalijnen worden mede mogelijk gemaakt door het ministerie van LNV en de gezamenlijke LTO-organisaties.
Koning maakt mooi rondje over eerste Herenboerderij
Om stipt kwart voor 2 kwam hij aangereden, om pas rond kwart voor 4 weer te vertrekken. De twee uur dat het werkbezoek van Koning Willem-Alexander aan de Herenboerderij in Boxtel duurde bood hem een prachtig inkijkje in dat wat Herenboeren is en kan worden. “Jullie succes is de reden dat ik hier ben.”
Zo schoof hij aan tafel bij een aantal leden van de coöperatie Herenboeren Wilhelminapark. Zij vertelde hem wat de Herenboerderij in hun ogen zo mooi maakt. Susanne vertelde hoe ze met haar BodemAdviesCommissie boer Geert inspireert om de bedrijfsvoering verder te verduurzamen en de bodem gezonder te maken. Claudine vertelde hem dat er meer is dan de boerderij en de oogst, en hoe zij zich met anderen inzet voor meer plezier, ontmoeting en sociale binding. En Claudia ‘vaste vrijwilliger’ op het land en rechter hand van de boer, haalt veel plezier uit haar werkzaamheden, liet ze hem weten. De Koning, goed voorbereid en zeer geïnteresseerd, stelde ook veel vragen voordat hij na 20 minuten doorliep naar een tweede tafel.
Daar waren het zes voorzitters van zes initiatieven uit de rest van Nederland, die uit de doeken deden waarom ze ook een Herenboerderij willen oprichten; en daar vrijwillig heel veel tijd en energie in stoppen. Persoonlijke motivaties rond een mooiere wereld en gezond voedsel voor hun kinderen voerden de boventoon. De Koning was duidelijk ook geïnteresseerd in de zoektocht naar grond en de manier waarop de initiatieven hun leden weten te boeien en binden. En Rotterdam, is de bodem daar klei of veen?
Daarna ging het richting de uitleverplek, waar ‘hoofd uitlevering’ Yvonne aan de Koning liet zien wat deze week de oogst van de week is. Uiteraard kreeg de Koning, hoewel (nog) geen Herenboer, toch een mooi pakket met verse groenten en fruit, eieren en honing van het land mee.
Na een korte stop bij de varkens en de kipcaravan tussen de perenbomen was er alle tijd voor een derde gesprek met een aantal relaties van Herenboeren Nederland. Vanuit ieders professie duidden zij het belang, maar ook de uitdagingen van Herenboeren. Want ook hier kwam de rol van grond aan de orde, en manieren waarop geschikte landbouwgrond veiliggesteld kan worden voor de toekomst. Verder stonden de gesprekspartners van de Koning stil bij hoe te voorkomen dat Herenboeren en soortgelijke initiatieven opgeslokt worden door het gangbare systeem; banken, voedselverwerkers e.d..
Na deze tafel was er voor de Koning nog mooi wat tijd over om informeel zijn indrukken van de middag te delen met de aanwezigen. Om kwart voor 4 was de tijd voor de Koning rijp om op te stappen, maar wel met voor een paar dagen eten in de achterbak.
Bron: Herenboeren Nederland
Kwaliteitsproducten in een kwaliteitslandschap
Streekproduct moet omgevingskwaliteit opleveren
Producenten van erkende streekproducten vroegen om handvatten om zich meer te verbinden met ‘de streek’. Een duidelijke bijdrage aan de kwaliteit van de omgeving geeft de streekproducent positie in streekvernieuwing, kringlooplandbouw en omgevingsbeleid – dat zijn de opties die de minister en gemeenten zoeken. Ook consumenten vinden het belangrijk dat een streekproduct bijdraagt aan een mooier streeklandschap. Zij lijken zelfs bereid om daarvoor meer te betalen, mits deze bijdrage goed geborgd is in bijvoorbeeld een keurmerk. Maar hoe blijft een erkend streekproduct meer dan ‘een product van een lokale boer’? Producenten van streekproducten op de Veluwe gingen aan de slag met de methode van ‘Eet je Uitzicht’. Dit leverde een aantal mooie resultaten en handvatten op.
Klik hieronder om dit rapport te lezen.
Bron: Eet Je Uitzicht
RIDLV: relaties tussen landbouw, voeding en gezondheid beter benutten
De definitie van gezondheid is aan het veranderen. Het begrip veerkracht komt meer centraal te staan. Dat spoort met de landbouw, waar steeds meer belangstelling is voor de gezondheid en veerkracht van bodem, plant en dier. Dat is een van de conclusies in het vandaag verschenen rapport Integrale veerkracht – van bodemgezondheid naar gezondheid van plant, dier en mens van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). Het rapport kwam tot stand in samenwerking met de Transitiecoalitie Voedsel.
Landbouw, voeding en gezondheid staan hoog op de agenda in het maatschappelijk en wetenschappelijke debat, maar worden nog te vaak los van elkaar gezien. Recent onderzoek laat duidelijke relaties zien die nieuwe kansen scheppen voor een gezond voedselsysteem, aldus de auteurs van dit rapport.
Gezondheid en veerkracht Steeds meer onderzoek laat zien dat voeding een belangrijke factor is voor een goede balans in het microbioom in ons darmstelsel en daarmee voor ons immuunsysteem, dus voor onze veerkracht. Bij onbewerkt voedsel (rijk aan intacte cellen/vezels) floreert het microbioom beter. In de landbouw klinken soortgelijke geluiden waar het gaat om de rol van een divers bodemleven met vele soorten micro-organismen voor bodemgezondheid. Biodiversiteit onder en boven de grond kan de productie verhogen en de veerkracht versterken. Dankzij robotisering worden nieuwe vormen van mengteelten mogelijk. In een ander experiment werden kippen gevoerd met biologisch of gangbaar geteeld voer. De kippen gevoerd met biologisch voer bleken meer veerkracht te hebben tegenover infecties.
Integrale aanpak
Dit zijn inspirerende aanzetten op deelgebieden. De uitdaging is: hoe kunnen we de benodigde verbindingen binnen het landbouw- en voedselsysteem realiseren? Lokaal en regionaal zijn er voorbeelden van een meer integrale aanpak van voedselproductie en voeding door overheid, bedrijven en andere belanghebbenden. Zo is in de Metropoolregio Amsterdam een voedselraad opgericht die voedselbeleid ontwikkelt dat gezondheids-, ecologische en economische aspecten integreert. Hierin zitten alle betrokken partijen aan tafel, waaronder voedselproducenten, banken, onderwijsinstellingen, supermarkten en consumenten.
Aanbevelingen
Het rapport geeft een negental aanbevelingen op het gebied van onderzoek, onderwijs en beleid om tot een veerkrachtig landbouw- en voedselsysteem te komen. De drie meest belangrijke aanbevelingen:
1. Denk integraal en benader landbouw en voeding in samenhang; stel in beide gezondheid en veerkracht centraal en laat dat sturend zijn voor iedere schakel in de landbouw en de voedselketen.
2. Maak “kringlooplandbouw” daarvan een onderdeel, met nadruk op een gezonde bodem, minimaal gebruik van chemie en optimale benutting van biodiversiteit.
3. Faciliteer experimenten met landbouw en voeding op lokaal en regionaal niveau. Daar liggen de beste kansen voor een integrale systeemaanpak, een interdisciplinaire en actiegerichte benadering en het bouwen aan relaties tussen subsystemen, mensen, bedrijven en overheden.
Over de RIDLV
De Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV) is een interdisciplinaire en onafhankelijke denktank. Leden zijn: Peter Blom, Alex Datema, Willem Ferwerda, Machteld Huber, Theo Jetten (secretaris), Edith Lammerts van Bueren (voorzitter), Ludwig Lauwers, prof. Jaap Seidell, Jan Staman, Wouter van der Weijden en Herman Wijffels.
De Raad beoogt vanuit wetenschap en samenleving oplossingsrichtingen aan te dragen waarin verloren gegane relaties in de keten worden hersteld en waarin ook producent en consument weer rechtstreeks met elkaar communiceren. De Raad wil duurzaamheid en gezonde voeding niet apart benaderen maar in samenhang. Zij geeft daar onder meer invulling aan door casussen uit te werken voor specifieke sectoren en door het organiseren van symposia. Zie: http://www.ridlv.nl.
Publicatie
Lees hier het rapport: Rapport Integrale Veerkracht_RIDLV en TcV_2019
T.H. Jetten, W.J. van der Weijden en E.T. Lammerts van Bueren (red.) 2019. Integrale veerkracht: van bodemgezondheid naar gezondheid van plant, dier en mens. Rapport symposium 7 december 2018 in Utrecht. Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw & Voeding in samenwerking met de Transitiecoalitie Voedsel.
Duurzamere boer houdt koolstof in de grond
Koeien stoten broeikasgassen uit. Maar ze kunnen ook helpen koolstof in de bodem vast te leggen. Door grasland zo min mogelijk te bewerken en koeien te laten grazen, compenseren boeren een klein stukje van hun CO2-uitstoot.
De 115 koeien van Paul en Ingrid Hazenberg in De Moer, een dorp vlak onder de Efteling, zijn op maandagmiddag half zes allemaal van de wei terug in de stal. Klaar om gemolken te worden. Ze hebben hard gewerkt. De hele dag zijn ze druk geweest met bodemonderhoud. Met hun gegraas houden ze het gras kort, zodat er geen open plekken komen, onkruid wegblijft en de grasmat zo lang mogelijk onberoerd kan blijven liggen.
De koeien van Hazenberg zijn niet alleen op aarde om melk te geven, maar ook om koolstof in de bodem te bewaren. Zoals het kabinet dat, blijkens het klimaatakkoord, graag ziet.
Wereldwijd zit er twee keer zoveel koolstof in de bodem als in de lucht, in de vorm van koolstofdioxide (CO2). Oud grasland, met een bodem waarin veel ‘organische stof’ (gewasresten en plantenwortels) zit, kan net zoals een boom koolstof vasthouden. Zolang de grasmat niet hoeft te worden omgeploegd voor nieuw gras, blijft de koolstof onder de grond.
Koolstof vormt de helft van die humus-achtige organische stof in de bodem. En koolstof vastleggen in bodems is een van de doelen van het klimaatakkoord voor de landbouw – de sector die in Nederland 15 procent van de broeikasgassen uitstoot, de helft afkomstig uit de veehouderij.
Het klimaatakkoord van Parijs had in 2015 al als streven om CO2 onder de grond te houden, om zo klimaatverandering tegen te gaan. Daarvoor zou het percentage organische stof in de bodem elk jaar met 4 promille moeten toenemen. Komende woensdag 11 september organiseert het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een ‘Nationale Bodemtop’ waar boeren en deskundigen kennis uitwisselen.
De gezonde bodem komt steeds meer bovengronds, en wordt gezien als onderdeel van een duurzamer landbouwsysteem.
Als een spons
Deze middag zit veehouder Paul Hazenberg aan de keukentafel met bodemonderzoeker Nick van Eekeren, die voor het Louis Bolk Instituut (voor duurzame landbouw) boeren helpt hun bodem te verbeteren. Ze kennen elkaar al sinds 2005, toen Hazenberg zich in de bodem begon te verdiepen. „In die tijd nog niet voor het klimaat, maar vooral voor een betere opbrengst. Dat is waar je mee bezig bent als boer. Een bodem met meer organische stof houdt als een spons vocht en voeding vast en dat levert meer en beter gras van eigen land.”
Het is pas sinds een jaar of zeven, zegt Hazenberg, dat het klimaatbesef erbij gekomen is. „Productie is zichtbaar, klimaat niet.” Inmiddels is verduurzaming een vanzelfsprekend onderdeel van de bedrijfsvoering. En een boer die zonnepanelen heeft, zijn koeien ouder laat worden, minder kunstmest gebruikt en aan nog veel meer normen moet voldoen om voor zijn melk het keurmerk ‘Planet Proof’ te krijgen, móét haast wel openstaan voor koolstofopslag.
Daarnaast, zegt Hazenberg, is het een imagokwestie. „Veehouders krijgen zo veel kritiek, zo laten we zien dat we ook een bijdrage leveren.”
Melkveehouder Paul Hazenberg is tot ‘bodemtopper’ benoemd. Hij wist het gehalte organische stof in zijn grond tot 7 procent op te krikken.Foto Ans Brys
Grasklaver en kruiden zaaien
Een biologische boer zijn is geen vereiste om koolstofboer te worden. Hoewel de biologische landbouw van oudsher veel aandacht heeft voor bodemverbetering, laat Hazenberg zien dat gangbare boeren, zoals hij, er net zo goed mee aan de slag kunnen. Van de zestig boeren die in Midden-Brabant meedoen aan het project ‘Carbon Valley’ (koolstofvallei) zijn er vijfenvijftig niet biologisch.
Grasland zo min mogelijk bewerken, dat is wat die boeren nastreven. Het lijkt simpel. Als je de bodem niet omploegt, het gras goed onderhoudt of laat onderhouden door de koeien, meer vaste koemest en compost gebruikt, grasklaver en kruiden zaait die goed zijn voor de beestjes en bacteriën – dan gaat het gehalte organische stof in theorie vanzelf omhoog. Maar in de praktijk, legt Hazenberg uit, is het een jarenlange zoektocht naar wat werkt om je grasmat zo lang mogelijk goed te houden. En pas na jaren meet je een substantieel hoger gehalte organische stof – en dus ook koolstof.
Lees ook het interview met twee Twentse broers die naast gewone melk nu ook sojamelk produceren.
Op tafel ligt een praktijkgids voor melkveehouders die mede door Van Eekeren is geschreven, Bodemsignalen grasland, waarin te zien is hoe bewatering, bemesting en talloze andere handelingen van invloed zijn. En hoe gezonde aarde eruitziet: rul en korrelig, met veel haarwortels en wormen. Het bodemleven is een ‘ondergrondse jungle waar de ene soort de andere eet’.
Hazenberg is dit jaar in het project Carbon Valley tot ‘bodemtopper’ benoemd. Hij wist het gehalte organische stof tot 7 procent op te krikken, het maximum voor zandgrond met gras, waar dat normaal 3 à 4 procent is. Daarmee is ook de koolstofopslag verdubbeld. Maar dat lukt niet elke boer en het lukt ook niet overal, op elk bodemtype in Nederland. In veenweidegebieden, waar organische stof in het veen wordt afgebroken door ontwatering, is verhoging van het waterpeil de manier om de CO2-uitstoot te verlagen.
Om het nog ingewikkelder te maken: veel melkveehouders hebben naast gras ook akkerland, waarop meer organische stof wordt afgebroken dan er wordt aangevoerd. Hazenberg gebruikt van zijn 50 hectare (zand)grond 10 hectare voor maïs, veevoer. Voor de beste bodemkwaliteit moet hij goed uitkienen hoe hij maïs afwisselt met gras en klaver, zonder al te veel bodembewerking. „Daar heb je ook andere machines voor nodig. Om die te vinden, was een hele zoektocht.”
Angst voor verandering
Misschien wel het grootste obstakel, zegt hij, is de angst voor verandering. Boeren zijn eraan gewend dat op versgeploegd grasland, waar veel stikstof vrijkomt, maïs als een tierelier groeit. „Dat zie je meteen. Je weet niet wat je ervoor terugkrijgt als je stopt met ploegen. Als je doet wat je deed, weet je wat je krijgt.”
Dat het op termijn kan lonen om te investeren in bodemverbetering, kan Van Eekeren boeren zo voorrekenen: betere opbrengsten van eigen land, minder inkoop van voer, minder kunstmest, kunnen een boer duizenden euro’s opleveren. En niet onbelangrijk: het kan bijdragen aan een betere score voor duurzame keurmerken, waardoor de boer meer geld voor zijn melk krijgt.
Lees ook:VN-klimaatorganisatie: voedselproductie moet radicaal veranderen
Wat mooi zou zijn, zegt Van Eekeren, is als boeren hun CO2-opslag in de bodem zouden kunnen verzilveren. „Nu kopen bedrijven zoals Shell certificaten waar aan de andere kant van de wereld bomen van worden geplant. Bedrijven die hun CO2-uitstoot willen compenseren zouden dat ook lokaal kunnen doen, door certificaten bij boeren te kopen.” Zoals in Oostenrijk, waar regionaal al in CO2-krediet voor Humusaufbau wordt gehandeld.
Intussen, zegt Van Eekeren nuchter, moet je wel reëel blijven. „Je moet de hoeveelheden in perspectief zien.” Met blijvend grasland kun je op een hectare jaarlijks maximaal 1.000 kilo koolstof (3.600 kilo CO2) opbouwen. De uitstoot van een koe staat – alles meegerekend – gelijk aan 1,2 kilo CO2 per liter melk. Om als melkveehouder CO2-neutraal te worden, is alleen koolstofopslag dus niet genoeg. „Maar”, zegt Van Eekeren, „het is wel een stukje van de puzzel.”
Bron: NRC Handelsblad
Een betere deal tussen boer en maatschappij
Het College van Rijksadviseurs zet ontwerpend onderzoek in voor de zoektocht naar een betere deal tussen boer en maatschappij. De komende maanden starten er drie pilots, waarin vanuit ruimtelijk, ecologisch en landbouweconomisch perspectief wordt onderzocht hoe de transitie naar een meer natuur- en landschapsinclusieve landbouw vorm kan krijgen.
De Rijksadviseurs willen zo een bijdrage leveren aan het debat en de kennisontwikkeling over de transitie naar een duurzame landbouw. Rijksadviseur Berno Strootman: “De landbouw heeft ons veel gebracht; een ongekende variatie aan gezond voedsel van hoge kwaliteit tegen een lage prijs. De nadelen van dit op productiemaximalisatie gerichte model worden echter ook steeds meer voelbaar. Voor een deel van de boeren is het steeds moeilijker een goede boterham te verdienen en de intensieve landbouw heeft zijn weerslag op de natuur en het landschap.”
Behoefte aan experimenteerruimte
De aandacht voor natuurinclusieve landbouw neemt de laatste jaren sterk toe. Met de landbouwvisie ‘Waardevol en verbonden’ zet minister Schouten in op duurzame kringlooplandbouw met respect voor bodem, biodiversiteit, milieu en landschap en ook veel boeren zetten stappen richting een vorm van landbouw die meer in balans is met de natuur. Er is bij hen behoefte aan experimenteerruimte en perspectief. Hoe ziet die landbouw en dat landschap van de toekomst eruit, en hoe verdient een boer daarin zijn brood?
Aansprekende voorbeelden op gebiedsniveau
De pilots vinden plaats in de Krimpenerwaard in Zuid-Holland (veen), De Marne in Groningen (klei) en Salland in Overijssel (zand). In de pilots wordt samengewerkt met lokale stakeholders en experts, zoals boeren, overheden en maatschappelijke organisaties. De pilots leveren bouwstenen op voor landschapsinclusieve landbouw in de drie gebieden in de vorm van kennis en aansprekende voorbeelden. Het College van Rijkadviseurs wil hiermee opschaalbare toekomstperspectieven en langetermijn oplossingen voor de landbouwtransitie opleveren. De pilots zijn gestart in september 2019 en zullen in het voorjaar van 2020 worden afgerond.
Het onderzoeksteam bestaat – naast teamleden van het College van Rijksadviseurs – uit de ontwerpbureaus vPxdG, Flux, Nohnik, het Louis Bolk Instituut en het Kenniscentrum Landschap (RUG).